Vervroegd uittreden
Werknemers krijgen meer keuzes, met als motto: een Leven Lang Ontwikkelen (LLO). Langer doorwerken wordt gestimuleerd met permanente scholing. En voor wie eerder wil stoppen, komen er extra opties om dat te organiseren:
Versoepeling van de heffing voor de Regeling vervroegd uittreden (RVU)
Eerder stoppen met werken wordt ontmoedigd en soms zelfs extra fiscaal belast. Een RVU heeft als doel om een overbruggingsuitkering te bieden vanaf ontslagdatum tot de pensioendatum. Biedt een werkgever een dergelijke regeling aan zijn werknemers aan, dan is de werkgever hierover een eindheffing verschuldigd van 52%.
Daarnaast wordt de strafheffing voor een regeling voor vervroegde uittreding (RVU) tijdelijk versoepeld indien wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden. Werkgevers krijgen de mogelijkheid om aan werknemers die bijna AOW-gerechtigd zijn een regeling aan te bieden waardoor ze eerder kunnen stoppen met werken. Over de bijdrage aan de vertrekregeling hoeft de werkgever dan geen strafheffing te betalen. De vertrekregeling is inzetbaar tussen 1 januari 2021 en 1 januari 2026 met een uitloopperiode tot 1 januari 2029.
Verlofsparen
Op dit moment kunnen werknemers maximaal 50 weken fiscaal gefaciliteerd vakantieverlof en compensatieverlof opsparen. De fiscale grens van 50 weken wordt verhoogd naar 100 weken. Deze weken kunnen worden ingezet om eerder met pensioen te gaan. Gespaard kan bijvoorbeeld worden uit overwerk, onregelmatigheidstoeslag en niet gebruikte bovenwettelijke vakantiedagen. Verlofsparen uit wettelijke vakantiedagen is niet mogelijk. Het gespaarde verlof meenemen naar een andere werkgever is ook niet mogelijk, omdat het verlof gekoppeld is aan de dienstbetrekking. Deze maatregel is met terugwerkende kracht op 1 januari 2021 in werking getreden.